16 windrichtingen en 15 Beaufort snelheid aanwijzer       Français       English

  Maximum windsnelheid aanduiding. De windsnelheid is af te lezen op led 1 tot 10 van 1 tot 10 beaufort. Voor 11 beaufort worden led 10 en led 1 belicht, voor 12 led 10 en 2 etc... Als extra functie wordt om de ±10 sec. tezamen met de windsnelheidaanduiding de maximum bereikte snelheid (van windstoten) aangegeven. Dit gebeurt met een korte flits op de corresponderende led. Dit is de maximum snelheid gemeten vanaf het moment dat het instrument is aangezet. De windrichting wordt aangegeven op één van de 16 led's. De 16 licht indicatoren volgen dus gewoon de draaiende windvaan beweging. Na het instrument aangezet te hebben, moet u wachten tot de richtingsensor en de richtingindicator door de eerste doorgang van de windvaan door NO, NW, SW of SO zijn gesynchroniseerd alvorens de richting te kunen aflezen.

Contactloze windsnelheid sensor. De robuust dubbel gelagerde draaiende rotor onderbreekt twee keer per omwenteling een infrarode lichtstraal. Deze constructie waarborgt een lange en slijtagevrije werking. De opgewekte pulsen worden in Beaufort op het paneel omgezet. Het geheel is te monteren op een pijp met een standaard 1 duim gasdraad. De sensorkabel kan het best door de pijp worden gevoerd. Als de sensorkabel in de pijp lang wordt dient u deze in de pijp vast te maken. Dit om te voorkomen dat hij heen en weer beweegt en dus kapot slijt. De plastic schoep met de drie halve bollen dient gelijmd (secondelijm) te worden op de draaiende dop van de snelheidsensor ( dunste kabel met kleine connector). Een nieuwe schoep, die los verkrijgbaar is tegen lage kosten, kan eventueel op dezelfde wijze vastgelijmd worden. De rotor mag geschilderd worden. Dit kan de levensduur van de drie plastic halve bollen verlengen tegen de agressieve ultaviolette straling van de zon. Let op dat bij snelheid boven de 8 Beaufort de windsnelheidsensor goed gelijmd en gemonteerd moet zijn zonder speling op de steunpijp als u wilt dat hij niet weg vliegt!

Contactloze windrichting sensor. De ook dubbel gelagerde draaiende rotor van de windrichtingsensor onderbreekt vier keer per omwenteling de infrarode lichtstraal van fotocellen. Dit op verschillende hoeken. Het programma van de microprocessor die zich in het instrumentpaneel bevindt decodeert deze signalen en geeft de ware richting van de wind aan op de led's. Na het pijltje op zijn steun gelijmd te hebben wordt de zo verkregen windvaan gelijmd op de rotor van de windrichtingsensor (dikke kabel met brede connector). Hierna dient de windrichtingsensor gebalanceerd te worden. Dit gebeurt door de bout te verschuiven totdat de rotor niet meer vanzelf draait wanneer de verticale as van de sensor van hoek verandert. De wind moet de rotor verdraaien en niet de beweging van het schip. Dan wordt de richtingsensor gemonteerd als de andere: 1" gaspijp, kabel vast maken... Ten slotte moet de pijp of de windrichtingsensor gedraaid worden tot de windvaan en de corresponderende led dezelfde richting aangeven.

Zichtbare sensor controle. Om de werking van de infraroodsensor te controleren worden de pulsen afkomstig van de rotor een minuut lang zichtbaar op het gele led na het aanzetten van het instrument. De controle van de richtingsensor is niet makkelijk aangezien deze in één richting constant blijft als de wind ook constant deze richting aanhoudt. In geval van storing wordt de richting helemaal niet of op een vreemde manier aangegeven. Dit laat geen twijfel bestaan over een eventueel probleem. Bij storing van zoweel de windsnelheidsensor als de windrichtingsensor worden eerst de connectoren gecontroleerd en de bekabeling naar de sensoren. En ook als de juist windvaan/mol op de juiste sensor is gelijmd.

Pas dus op en verwar niet de twee sensoren! In geen geval, of op uw eigen risiko, mag de rotor van de sensoren afgenomen worden. Het vraagt speciaal gereedschap en methodiek om te voorkomen b.v. dat de kogels van de kogellagers mishandeld worden. De sensorkabels van de snelheid en richtingsensor zijn in te steken op de achterkant van het paneel met inachtneming van de richting van de connectoren.. Paneel lichtsterkte is verstelbaar. De sterkte van de aangevende led's is te regelen met de dimmer van minimum tot maximum lichtsterkte. Het functioneren van alle led's is te controleren wanneer het instrument onder spanning wordt gezet. 12 of 24 volt. Het paneel wordt gevoed door de accu's en dient zoals gewoonlijk aangesloten te worden met eerst de zwarte draad op de negatief (-) en dan de rode draad op de positief (+) dit met schakelaar op uit (dus op de linker stand). Een automatische zekering van 0,25A is ingebouwd. Deze herstelt zichzelf door de paneelschakelaar op uit te zetten voor een paar seconden. Bij gebruikt van dit instrument op 12v boord net, moeten punt A en B doorverbonden worden op de print. Terug naar overzicht
 

  

   Indicateur de direction du vent et anémometre 10+ Beaufort.

Vitesse maximum de pointe du vent. La vitesse du vent est lue sur les dels 1 à 10 pour 1 à 10 beaufort. Pour 11 beaufort les dels 10 et 1 sont allumées, pour 12 les dels 10 et 2, etc... En plus de la vitesse du vent qui est affichée en permanence sur l'indicateur de vitesse (celui du millieu), l'instrument donne la vitesse de pointe maximum du vent depuis le moment que l'appareil a été mis sous tension. La DEL ( Diode ElectroLuminescente ) correspondante s'allume brièvement toute les ±10 secondes. Ceci vous permet de savoir s'il y a eu des coups de vent violents. L'indication de la direction du vent se fait sur une de 16 dels. L'indication lumineuse suit donc le mouvement tournant de l'ailette en forme de flèche du senseur de direction. On doit attendre après la mise en marche que le senseur et l'indicateur de direction se synchronisent par le premier passage par NE, NW, SW ou SE de la flèche.

Senseur de vélocité sans contact. L'axe du rotor qui est monté sur deux roulements à bille robuste, coupe deux fois par tour un faisceau infrarouge. Cette conception assure une fiabilité supérieure aux senseurs courants. Les impulsions ainsi créés sont converties en Beaufort par l'instrument. Le senseur est à visser sur un tube 'standard gaz' avec filetage 1 pousse. Le câble du senseur peut alors au mieux être conduit à l'intérieur du tube. Dans ce cas, s'il devient long (avec un long tube) il est nécessaire de le fixer dans le tube afin d'éviter qu'il bouge sans arrêt et finisse par s'user. L'hélice à trois demi sphères est à coller sur le rotor. De la colle "seconde" fera l'affaire. Une nouvelle hélice (et colle), trouvable chez votre revendeur habituel à bas prix peut éventuellement être recollée de la même façon. L'hélice peut être peinte ceci ne pouvant qu'en prolonger la durabilitée contre l'agressivité des utra-violets solaire.

Senseur de direction sans contact. Le senseur de direction est également monté sur deux roulements à billes, et coupe quatre fois par tour, le faisceau de quatre cellules infrarouges. Ceci à un angle different. Le programme du microprocesseur équipant l'instrument se charge de décoder les signaux et d'afficher la direction réèlle du vent sur l'indicateur. Apres avoir collé l'ailette sur support, et le tout sur le rotor du senseur de direction, la flèche de direction doit être équilibrée. Le boulon agissant comme contre-poid, il faut le faire coulisser dans la fente avant de la flèche afin que même incliné de son axe vertical, le senseur ne tourne pas. Le vent doit le faire tourner et non pas les mouvements du bateau. Pour le reste le montage s'effectue comme pour l'autre senseur: Visser sur tuyau 1 pouse, fixer le câble dans le tuyau...et enfin avec prudence, l'instrument installé à sa place et sous tension, le réglage qui consiste à faire tourner le tuyau afin que la flèche et la del allumée correspondante indiquent la même direction.

Attention ! la flèche de direction doit être collée sur le senseur de direction et non pas sur le senseur de vitesse. Le senseur de direction est celui avec le fil le plus gros et le connecteur le plus large. Ne pas essayer de démonter le rotor des senseurs, ou alors à vos risques. Le démontage nécessite un outillage et une méthode special afin d'entre autre, de ne pas forcer sur les billes des roulements. Le connecteur des senseurs est à brancher à l'arrière de l'instrument, sans forcer, en faisant attention a leur sense. Prendre garde de ne pas poser l'arrière de l'instrument sur une surface métallique.

Fonctionnement visible du senseur de vélocité. Les impulsions du rotor du senseur de vitesse du vent sont visiblement recopiées sur la del jaune zéro, pendant une minute après la mise sous tension de l'instrument afin de pouvoir contrôler le bon fonctionnement du senseur infrarouge. Toutes les dels de l'instrument sont contrôlable à la mise en marche. Le senseur de direction n'a pas de test particulier vue que si le vent ne tourne pas, il maintiendra la même direction. En cas de malfonction du senseur de direction, l'indicateur reste à la même place ou affiche anormalement. En cas d'anomalie quelconque, contrôlez premièrement le câble des senseurs et leur connecteur, si les senseurs sont montés correctement ainsi que l'alimentation de l'instrument. 12 ou 24 volt. L'instrument est à alimenter depuis les batterie de bord. Branchez le fil noir au négatif (-) en premier et le rouge au positif (+) en dernier, l'interrupteur de l'instrument étant sur position arrêt (gauche). Le fusible intérieur de 0,25A est automatique et se ré-arme de lui même après avoir mis l'interrupteur en position arrêt pour quelques secondes. Pour utiliser l'appareil en 12 volt il faut rejoindre les points A et B sur le circuit.  Cliquez ici svp pour revoir la liste des tableaux